Né evoceert en suggereert, en legt zelden iets expliciet op. Daardoor krijgt de lezer een meer actieve rol toebedeeld dan bij de meeste poëzie het geval is. Voor Yvonne Né is het kijken, het trachten de vragen daarbij te formuleren van wezenlijker belang dan te proberen er te beantwoorden. Ze is een degelijke dichteres die geen kunstgrepen nodig heeft maar met eenvoudige middelen veel effect weet te bereiken: Je likt aan de wandelende sterren op iemands buik. / Er is een gloeidraad wiegend in luchtledig. / Het is onmogelijk. Maar je mag.

dag

Dag. Er is licht. Er is blijk
van wijd land. Alleen soms gewas
werpt een wal op tegen verten
blauwer, vager, haast lucht.
Leen de plek, ook ik zat er eens.
Kijk. Stilte maakt velden
nog wijder.

Een toren is windstrek
een stad nog enkel gedachte.
Uitzicht trekt toe of opent
seizoenen, lucht strijkt
oren en gras. Snaren te over.
Hoor. Zo stil of je doof bent
en daarom te horen.